Utrechtse muurformules

Muurschilderingen

Professor Donders onderzoekt het oog

Wat is hier te zien?

Foto van de muurschildering met diverse details uit het werk van Prof. Donders, zoals de wetenschappelijke verklaring van bijziendheid.Op deze muurschildering zie je Franciscus Cornelis Donders, de pionier van de oogheelkunde in Nederland. Hij is beroemd vanwege zijn studies naar oogafwijkingen, oogziekten en vanwege zijn vele ingenieuze oogheelkundige en optische instrumenten. Zo gaf Prof. Donders gaf wetenschappelijke verklaringen, vaak gebaseerd op inzichten uit de natuurkunde, voor veel voorkomende oogafwijkingen zoals bijziendheid en verziendheid.

Prof. Donders staat ook bekend om zijn slimme redeneringen over psychologische processen in de hersenen door voor het eerst een techniek te introduceren om de ‘tijd die nodig is om na te denken’ in reactietijdtests in te schatten. Dezelfde grondgedachte wordt nog steeds gebruikt in hedendaags hersenonderzoek.

Tot slot was Prof. Donders oprichter en directeur van het eerste Nederlandse ziekenhuis voor oogpatiënten (‘Gasthuis voor behoeftige en minvermogenden ooglijders’). Dit was een beroemd caritatief instituut, waar patiënten uit alle lagen van de samenleving welkom waren om gratis behandeld te worden voor hun oogproblemen. In de woorden van Prof. Donders uit 1870:

… dat de behandeling van alle lijders, zonder uitzondering, kosteloos geschiedt, en dat bovendien de geneesmiddelen, de operatieve hulp, en, zoo nodig, ook de optische middelen, de kunstoogen enz. gratis worden verstrekt. …. Teeken noch bewijs, dat zij tot de minvermogenden behooren, wordt van de lijders gevorderd. ’t Is genoeg, dat ze ooglijders zijn … De stichting is dus uitsluitend instelling van liefdadigheid.

Het Ooglijdersgasthuis was van 1858 tot 1895 gevestigd op de Wijde Begijnestraat 1. De muurschildering is te vinden op de zijkant van dit monumentale pand.

Waar is deze muurschildering te vinden?

 

Portret van Prof. Donders, door zijn vrouw, Abrahamina Arnolda Louisa Hubrecht (1855–1913)Franciscus Cornelis Donders werd op 27 mei 1818 geboren in Tilburg. Hij studeerde in Utrecht, onder andere bij wat nu het Centraal Militair Hospitaal is, en promoveerde in 1840 in Leiden op een proefschrift over hersenvliesontsteking. Na enige jaren als militair arts in het leger te hebben gediend, werd hij in 1847 in Utrecht benoemd tot hoogleraar. Zijn oratie was een van de eerste in Utrecht die in de Nederlandse taal werd gehouden in plaats van het tot dan gebruikelijke Latijn.  Hij gaf college in forensische geneeskunde, biologie en oogheelkunde, en later ook in de fysiologie.  Door zijn specialisatie op het gebied van de oogheelkunde werd hij de belangrijkste Nederlandse medicus van zijn tijd.

Onderstaande tekst tekst is grotendeels overgenomen uit het Tijdschrift voor geschiedenis van stad en regio Utrecht • 92e jaargang • april 2019.

In 1851 bezocht Prof. Donders de wereldtentoonstelling in Londen en de twee grote oogklinieken in die stad. Daar maakte hij kennis met de beroemde anatoom en oogchirurg William Bowman (1816-1892) en de oogchirurg Albrecht von Graefe (1828-1870) uit Berlijn. Donders, Bowman en von Graefe werden binnen één maand vrienden voor het leven en legden gedrieën de grondslag voor de moderne oogheelkunde. Een belangrijke bijdrage daaraan leverde ook de Duitse fysioloog Helmholtz (1821-1894) die in hetzelfde jaar de oogspiegel uitvond. Met dit instrument kon voor het eerst het netvlies aan de binnenzijde van het oog onderzocht worden. Dit revolutionaire instrument opende talloze nieuwe mogelijkheden om oogaandoeningen te diagnosticeren en te behandelen. Het was von Graefe die Donders en Bowman hierover in Londen vertelde. Terug in Nederland afficheerde Donders zich officieel als oogarts en van heinde en ver kwamen de patiënten naar Utrecht toe. Donders had een kamer aan het Hoogt gehuurd om samen met studenten de oogpatiënten te onderzoeken. Het stelde hem in staat om binnen twee jaar de oogspiegel aanzienlijk te verbeteren en de eerste kleurenatlas met netvliesaandoeningen te publiceren. De patiënten aantallen namen zo sterk toe dat uitbreiding noodzakelijk werd. In 1858 vergaarde Donders via een slimme crowdfunding actie ƒ40.000,- voor de oprichting van een ‘Nederlandsch Gasthuis voor behoeftige en minvermoogende Ooglijders’ aan de Wijde Begijnestraat. Na het overlijden van Donders verhuisde het Ooglijdersgasthuis in 1895 naar een nieuw gebouw aan de F.C. Dondersstraat. Het oogziekenhuis was onafhankelijk van de universiteit. Donders werd directeur en zijn naaste assistent Herman Snellen (1834-1907) inwonend geneesheer. Snellen ontwikkelde zich in korte tijd tot een vaardig oogchirurg en vulde daarmee Donders goed aan, omdat die – naar eigen zeggen – ‘geen bijzondere roeping had’ voor oogchirurgie. Snellen is bekend van de Snellenkaart, het welbekende hulpmiddel waarmee op eenvoudige wijze kan worden bepaald hoe scherp iemand kan zien

Als oogarts en fysioloog was Donders met name geïnteresseerd in de brekingsafwijkingen van het oog. Hij begon een jarenlang systematisch onderzoek en was de eerste die verziendheid (objecten die dichtbij zijn niet scherp kunnen zien) definieerde. De brekingsafwijking astigmatisme was bekend, maar Donders was de eerste die het mogelijk maakte de afwijking op te sporen en te behandelen met cilindrische glazen. Voor het tot dan chaotische aanmeten van een bril ontwierp Prof. Donders een systematiek die tot op de dag van vandaag wordt gebruikt.

In 1864 werden de resultaten van verschillende onderzoeken gebundeld in een boek dat in Engeland werd uitgebracht: On the anomalies of accommodation and refraction of the eye. With a preliminary essay on physiological dioptrics. Donders droeg het op aan zijn vriend William Bowman. Het betekende zijn internationale doorbraak. Het werd in vele talen vertaald en is zo helder geschreven dat het ook nu nog goed leesbaar is. Moeilijke onderwerpen legt Donders in dit boek in simpele bewoordingen aan oogartsen uit.

In 1862 kwam de leerstoel fysiologie in Utrecht vrij. In harde onderhandelingen met de universiteit bedong Donders dat voor hem een nieuw laboratorium gebouwd zou worden (anders zou hij naar het buitenland vertrekken). Uiteindelijk verrees in de jaren 1865-1867 aan de
Van Asch van Wijckskade het voor die tijd ultramoderne Physiologisch Laboratorium waarvan Donders directeur werd. Opvallend is dat hij tegelijkertijd aanbleef als directeur van het Ooglijdersgasthuis. In het nieuwe laboratorium publiceerde Donders in 1869 zijn tweede meesterwerk, waarmee hij in korte tijd opnieuw internationale roem vergaarde: een publicatie over de tijd die het verwerken van een taak of prikkel in het brein in beslag neemt (mentale chronometrie). Hij staat hiermee aan het begin van een ontwikkeling die we nu als cognitieve neurowetenschap omschrijven. Andere uiteenlopende onderwerpen waar Donders over publiceerde waren de ademhaling, de bloedcirculatie in het brein en borstvoeding. In 1866 werd hij als fysioloog ingeschreven als buitenlands lid van de prestigieuze Royal Society of London; hierin waren de beroemde Nederlanders Anthonie van Leeuwenhoek en Herman Boerhave hem voorgegaan. Het gevolg van Donders’ scheppingsdrang als oogarts en fysioloog is in Utrecht nog steeds goed zichtbaar: dankzij hem staan er 200 jaar na zijn geboorte twee indrukwekkende gebouwen: het voormalige Ooglijdersgasthuis en het voormalige Physiologsich Laboratorium.

Hoewel hij teruggekeerd was naar de fysiologie, bleef Donders geïnteresseerd in de oogheelkunde. Hij schreef publicaties over de kleurzin, oogbewegingen en dieptezien. De kleurzin onderzocht hij ook in relatie tot de publieke veiligheid van de spoorwegen: een treinmachinist moest om de seinen goed waar te kunnen nemen niet kleurenblind zijn. Donders ontwierp niet alleen een kleurzintest voor het spoorwegpersoneel, hij deed ook onderzoek naar de kleurwaarneming op spooremplacementen en reed zelf mee op een locomotief om vanuit die positie seinen te kunnen waarnemen. Met de toepassing van wetenschappelijk kleurzin-onderzoek in het publieke domein van veiligheid was Donders opnieuw zijn tijd ver vooruit. Daarnaast pleitte hij openlijk tegen kinderarbeid en voor betere hygiëne in sloppenwijken. Het succes veroorzaakte ook een zekere mate van ijdelheid waaraan tijdgenoten zich stoorden. ‘Donders is donders pedant’, aldus de letterkundige Potgieter (1808-1875) in 1871.

Donders overleed op zondag 24 maart 1889. Van zijn indrukwekkende begrafenis werd in de landelijke media verslag gedaan. Hij liet het indrukwekkende aantal van 339 wetenschappelijke artikelen na en begeleide 44 promovendi.